In een organisatie kunnen zich omstandigheden voordoen waarin in de toekomst een reeks betalingen verricht moeten worden. Om aan deze toekomstige verplichting te kunnen voldoen moeten we vooraf sparen. Het vertrekpunt bij sparen kan zijn: het aantal jaren dat wordt gespaard of het bedrag wat gespaard moet worden. In deze werkbladen worden deze twee vertrekpunten uitgewerkt.
Werkblad Spaarplanning voorbeeld 1 |
Bekijk screenshot van dit werkblad |
Werkblad Spaarplanning voorbeeld 2 |
Bekijk screenshot van dit werkblad |
Er kunnen zich omstandigheden voordoen waarin we in de toekomst een reeks betalingen te verrichten hebben. Om aan deze toekomstige verplichting te kunnen voldoen moeten we vooraf sparen (een praktisch voorbeeld is het sparen voor de studiekosten van kinderen).
Dergelijke vraagstukken kunnen vanuit twee vertrekpunten benaderd worden:
Bij de oplossing van deze vraagstukken zoeken we altijd een tijdstip dat voor beide reeksen betalingen gelijk moet zijn. Dit tijdstip is voor de stortingen de eindwaardedatum en voor de opnamen de contantewaardedatum.
Vervolgens moet de eindwaarde van de stortingsreeks gelijk zijn aan de contante waarde van de opnamereeks. Dit overeenkomstig de volgende vergelijking, die zowel voor de eindwaarde als voor de contante waarde gebruikmaakt van een dalende meetkundige reeks:
U wilt ingaande 1 januari 2010 en voor het laatst op 1 januari 2030 een bedrag van € 500 sparen tegen een intrestvergoeding van 5% per jaar. Ingaande 1 januari 2030 en voor het laatst op 1 januari 2039 wilt u vervolgens een zodanig bedrag opnemen, dat er na de laatste opname geen saldo meer aanwezig is. Bereken het bedrag dat jaarlijks kan worden opgenomen.
Bij de oplossing van dit vraagstuk gaan we uit van een voor stortingen en opnames gelijke datum van 1 januari 2030. Volgens het kasstroomdiagram ziet de stortings- respectievelijk de opnamereeks (BET) er als volgt uit:
Invulling van de vergelijking geeft:
Zonder de vergelijking verder in detail uit te werken, volgt hieruit een termijnbedragopname van € 2.312,90.
Een vader verwacht dat hij voor de studiekosten van zijn zoon in de jaren 2025 tot en met 2032 jaarlijks een bedrag van € 2.000 nodig zal hebben. Welk bedrag zal hij in de jaren 2010 tot en met 2025 jaarlijks moeten sparen om deze uitgaven te kunnen financieren? De intrestvoet bedraagt 6% en de stortingen en opnamen vinden steeds plaats op 1 januari.
Volgens het kasstroomdiagram ziet de stortings- (BET) respectievelijk de opnamereeks (BET) er als volgt uit:
Invulling van de algemene vergelijking geeft nu:
Zonder de vergelijking verder in detail uit te werken, volgt hieruit een termijnbedragstorting (BET) van € 533,58.
Heeft u ook een verantwoordelijkheid in personeelsmanagement? Kijk dan ook op HR Praktijk voor zekerheid over wetten en regels!