Doel van deze tool
Voor een bepaald investeringsproject moet de interne rentabiliteit worden berekend. Door het toepassen van testpercentages
moet worden geprobeerd om de (wiskundige) vergelijking voor het bepalen van de interne rentabiliteit (Ci = Cu ofwel Ci - Cu = 0, zie paragraaf 610.20) op te lossen.
Er is sprake van een geldige uitkomst voor de interne rentabiliteit, wanneer door discontering van alle inkomsten en uitgaven
aan het einde van de levensduur van de investering een netto contante waarde = 0 (nul of bij benadering nul) berekend wordt.
Ten aanzien van de disconteringsvoet worden twee testpercentages gekozen en ingevoerd. Bij de eerste benadering wordt daarbij
gekozen voor testpercentages waarvan de eerste duidelijk beneden en de tweede duidelijk boven de waarschijnlijke interne rentabiliteit
ligt.
Met behulp van deze testpercentages worden twee netto contante waarde-berekeningen gemaakt, waarbij de berekening met behulp
van het eerste testpercentage naar verwachting een negatieve NCW zal opleveren en de berekening met behulp van het tweede
testpercentage een positieve NCW.
Vervolgens wordt door extrapolatie tussen deze twee uitkomsten bepaald waar ongeveer de NCW gelijk aan nul zich bevindt, en
wordt deze extrapolatie toegepast op de twee gekozen testpercentages. Dit levert de eerste benadering op van de interne rentabiliteit.
Bij de extrapolatie wordt de volgende formule gebruikt:
I1 - [ NCW1 / (NCW2 - NCW1) ] x (I2 - I1)
Waarbij:
I1 = testpercentage 1;
I2 = testpercentage 2;
NCW1 = NCW met testpercentage 1 als vermogenskosten;
NCW2 = NCW met testpercentage 2 als vermogenskosten.
Zie ook Achtergrondinformatie Interne Rentabiliteit.
Zie ook de financiële rekenfuncties in Excel met betrekking tot Netto Contante Waarde en Interne Rentabiliteit.
In te vullen velden
Ten aanzien van het investeringsproject moeten de volgende gegevens voor de betreffende periode (jaren) worden vastgesteld
en worden ingevoerd in de hiertoe bestemde cellen:
Verplicht in te vullen gegevens |
Cel |
Celnaam |
Toelichting |
C7 |
Omschrijving investeringsobject |
|
C9 |
Opgesteld op |
Datum waarop de investeringscalculatie is opgesteld. |
I9 |
Door |
Naam van de medewerker die de investeringscalculatie heeft opgesteld. |
C15 tot C17 |
Aanschafwaarde |
Wanneer de uitgaven in verband met de aanschaf van het investeringsobject gedaan worden voor een periode van langer dan één
jaar, dan moeten deze uitgaven in de bijbehorende jaarregels worden ingevoerd (jaar 0 tot en met jaar 2). Verondersteld wordt
dat de initiële investeringen niet verder dan jaar 2 gaan.
|
K15 |
Liquidatieopbrengsten (restwaarde) |
Geschatte opbrengsten uit de verkoop van het betreffende investeringsobject na afloop van de ingevoerde gebruiksduur (zie
volgende regel). Overigens is het ook mogelijk dat er geen sprake is van (positieve) liquidatieopbrengsten, maar van (negatieve) liquidatiekosten.
In dat geval moeten de betreffende uitgaven als negatieve waarde worden ingevoerd.
|
K17 |
Gebruiksduur (in jaren) |
Geschat aantal jaar dat men het investeringsobject zal gaan gebruiken. |
K19 en K20 |
Testpercentage 1 en testpercentage 2 (calc. rentepercentages, i)
|
Hier worden de twee testpercentages ingevoerd.
- Het eerste testrentepercentage moet duidelijk lager liggen dan de vermoedelijke interne rentabiliteit. In het voorbeeld wordt
9% ingevoerd (bij een vermoedelijk percentage van 10).
- Het tweede testrentepercentage moet duidelijk hoger liggen dan de vermoedelijke interne rentabiliteit. In het voorbeeld wordt
11% ingevoerd (bij een vermoedelijk percentage van 10).
|
C29 tot C39 |
Exploitatie inkomsten |
Hier moeten voor de betreffende jaren van de gebruiksduur de conform de planning vastgestelde inkomsten (uit verkoopopbrengsten
van de met de investering geproduceerde producten) worden ingevoerd.
|
D29 tot D39 |
Exploitatie uitgaven |
Hier moeten voor de betreffende jaren de geplande uitgaven worden ingevoerd. |
A49 |
Jaartal liquidatieopbrengsten |
Jaar waarin men de liquidatieopbrengsten denkt te ontvangen. Dit is standaard gelijkgesteld aan het laatste jaar van de investeringsperiode
(= gebruiksduur), maar kan worden overschreven.
|
Resultaten
De investeringscalculatie in dit werkblad (IR-1e benadering) levert de volgende resultaten op:
Omschrijving |
In de cellen |
Het saldo van:
- de exploitatie kasstromen per jaar (nominaal)
- de initiële investeringskasstromen per jaar (nominaal)
- het saldo van de liquidatieopbrengsten en -uitgaven per jaar (nominaal)
|
E29 - E39 E43 - E45 E49
|
De contante waarde (huidige waarde) bij het gebruik van testpercentage 1 als vermogenskosten van:
- de exploitatie kasstromen per jaar
- de initiële investeringskasstromen
- het saldo van de liquidatieopbrengsten en -uitgaven per jaar
|
G29 - G39 G43 - G45 G49
|
De contante waarde (huidige waarde) bij het gebruik van testpercentage 2 als vermogenskosten van:
- de exploitatie kasstromen per jaar
- de initiële investeringskasstromen
- het saldo van de liquidatieopbrengsten en -uitgaven per jaar
|
H29 - H39 H43 - H45 H49
|
De netto contante waarde (NCW) van het investeringsproject als geheel bij het gebruik van:
- testpercentage 1
- testpercentage 2
|
G52 H52
|
De uitkomst van de eerste benadering van de interne rentabiliteit (op basis van de uitkomsten met testpercentage 1 en 2)
|
L50 |
De contante waarde (huidige waarde) bij het gebruik van de uitkomst van de eerste benadering van de IR als vermogenskosten
van:
- de exploitatie kasstromen per jaar
- de initiële investeringskasstromen
- het saldo van de liquidatieopbrengsten en -uitgaven per jaar
|
I29 - I39 I43 - I45 I49
|
De netto contante waarde (NCW) van het investeringsproject als geheel bij het gebruik van de uitkomst van de eerste benadering
van de IR als vermogenskosten.
|
I52 |
De eerste benadering van de interne rentabiliteit vindt plaats door testberekeningen met de twee ingevoerde testpercentages,
en vervolgens te extrapoleren tussen deze twee testpercentages op basis van de uitkomsten. Dit levert als eerste benadering
van de interne rentabiliteit een percentage van 9,368 op.
Op basis van deze gegevens is de netto contante waarde na deze eerste benadering nog niet gelijk aan nul, maar bedraagt nog
-1.250 euro. Door een volgende benadering uit te voeren kan de uitkomst worden verfijnd om dichter bij een netto contante
waarde van nul uit te komen.