Doel van deze tool
De NCW-methode (ook wel bekend als de Discounted Cash Flow (DCF)-methode) gaat uit van te verwachten kasstromen die een onderneming
genereert. Onder verwachte kasstromen verstaan we de liquide middelen die jaarlijks beschikbaar komen om rentebetaling en
dividenduitkering mogelijk te maken (= winst + afschrijvingen - netto-investeringen in werkkapitaal en vaste activa).
Bij de NCW-methode speelt winstbepaling geen directe rol, er wordt primair gekeken naar de kasstromen die worden verdisconteerd
tegen de rendementseis.
In de werkbladen onder Netto Contante Waarde en Interne Rentabiliteit en Investeringsselecties vindt u meer over de NCW-methode. Hierin vindt u onder meer meer informatie over de functie.
In te vullen velden
De berekening in dit werkblad gaat uit van de gekoppelde gegevens uit het werkblad Basisrekenmodel bedrijfswaardering en het werkblad Disconteringsvoet en financieringsstructuur bij overname.
- het resultaat voor rente en belastingen voor de perioden 0 tot en met 5 (B2:G2);
- de belastingen hierover, rekenend met een percentage van 28% (B3:G3);
- de hoogte van de afschrijvingen voor de perioden 0 tot en met 5 (B5:G5);
- de hoogte van de kapitaaluitgaven voor de perioden 0 tot en met 5 (B7:G7);
- de hoogte van mutaties in het nettowerkkapitaal voor de perioden 0 tot en met 5 (B8:G8);
- de hoogte van mutaties in de overige activa voor de perioden 0 tot en met 5 (B9:G9).
Resultaten
Met behulp van deze gegevens wordt berekend:
- de operationele winst na belastingen (B4:G4);
- de operationele cashflow (B6:G6);
- de niet-operationele cashflow (B10:G10);
- de totale cashflow over de perioden 1 tot en met 5 (B12:G12).
In G14 wordt de contante waarde van de cashflowreeks vanaf periode 6 berekend met behulp van de formule voor een groeiende reeks:
G14=164,20 * (1+0,05)/(9,81%-5%) = 3.586,75
Om tot de netto contante waarde per t = 0 te komen berekenen we onder B16 en B17 de contante waarde van de cashflows over de perioden 1 tot en met 5 respectievelijk de contante waarde van de cashflows vanaf
periode 6:
B16=HW(7,51%;C12:G12) = 2.033,89
en
B17=HW(7,51%;5;0;G14;0) = 2.496,76
Daarbij gaan we uit van de 'unlevered' kosten voor het eigen vermogen (7,51%) als disconteringsfactor.
Omdat financiering tevens met vreemd vermogen plaatsvindt, is de fiscale cashflow in verband met belastingaftrek (nog niet
verwerkt in regel 4!) – afzonderlijk in beeld gebracht. Dit doen we in de rijen 21 (belastingaftrek intrestkosten perioden 1 tot en met 5) en 22 (contante waarde belastingaftrek vanaf periode 6).
Om ook voor het belastingaftrekdeel tot de netto contante waarde per t = 0 te komen berekenen we onder B25 en B26 de contante waarde van deze fiscale cashflows over de perioden 1 tot en met 5 respectievelijk de contante waarde van de cashflows
vanaf periode 6:
de contante waarde in verband met de belastingaftrek bedraagt in totaal 2.911,17 (B27).
De netto contante waarde na belastingaftrek bepalen we in B29 door sommatie van B18 en B27. Hier moeten we de schulden nog van aftrekken (B31: 3.000) om de uiteindelijke NCW te verkrijgen in B33: 4.441,81.