De heffing van vennootschapsbelasting is geregeld in de Wet op de vennootschapsbelasting 1969a (hierna ook: Wet Vpb). Vennootschapsbelasting is – zo blijkt uit artikel 1 Wet Vpb – een directe belasting, die wordt geheven van lichamen die in artikel 2 en artikel 3 Wet Vpb zijn opgesomd. De bekendste lichamen die we in deze wetsbepalingen terugvinden, zijn de besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid (bv's) en de naamloze vennootschappen (nv's). Maar daarnaast kunnen ook stichtingen en verenigingen belastingplichtig zijn voor de vennootschapsbelasting. Niet vennootschapsbelastingplichtig zijn de eenmanszaak en de zogenoemde personenvennootschappen: de maatschap en de vennootschap onder firma (VOF). Ook de (besloten) commanditaire vennootschap (cv) is niet vennootschapsbelastingplichtig.
In de structuur van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 worden de belangrijke onderwerpen groepsgewijs behandeld:
Heeft u ook een verantwoordelijkheid in personeelsmanagement? Kijk dan ook op HR Praktijk voor zekerheid over wetten en regels!